Delen
En Zopie
Eigenlijk kan hij mij gestolen worden, de winter. Ik vind het best mooi hoor die sneeuw en die witte bomen. Maar het moet wel gewoon boven de twintig graden blijven als het kan. En dan dat ijs. Vroeger was het nog leuk, toen kon ik best aardig schaatsen. Maar sinds de beentjes het niet meer doen vind ik het stukken minder.
Toen ik pás rolstoelde (ik had nog niet eens afgereden) ben ik een keer op het ijs geweest, want dat moést van mezelf. Maar ja, dan sta je op het ijs. En dan? Iedereen zoeft langs je heen, en jij staat je mooi kapot te vervelen met een ijspegel aan je neus en bevroren handen. Want de metalen rolstoel-duwhoepels nemen binnen 2,3 nano-seconden de omgevingstemperatuur aan.
Nog een geluk dat ik geen gevoel in mijn voeten had, anders had ik ze niet meer gevoeld, zó koud was het. Helaas had ik ook niet - zoals sommige oudere rolstoelers dat hebben - zo’n charmant geruit kleedje voor op mijn schoot. Stom natuurlijk, want da’s waarschijnlijk heel lekker warm (en de vrouwtjes zijn er dol op).
Dus toch maar een rondje over het ijs gedaan, misschien is er ergens iets warms te eten.
Intussen word je links en rechts ingehaald door stoelen zonder wielen, met bijbehorende kinderen erachter. Maar koek noch zopie te bekennen natuurlijk. En dat vind ik nou juist zo lekker, vooral Zuid- Franse rode zopie met ’Beaujolais’ op het etiket (dat is Frans voor zopie) kan ik erg waarderen.
En glád dat het was, dat pokken ijs. Het is dat ik mij aan een boomtak aan land kon trekken, anders stond ik er nóg. Dus het ijs op, dat doen we maar niet meer. Ik heb niets tegen ijs, maar dan moet het op tafel staan smelten met een koddig parasolletje erin.
Tot die tijd behelp ik mij met zopie.
BURUGO
(Uit het boek ‘Burugo, vrolijke verhalen uit het leven van een rolstoelgebruiker’)