Delen
Wetsvoorstel ‘resultaatgericht beschikken’ flinke stap achteruit voor cliënten, ouderen en mantelzorgers
Met het wetsvoorstel resultaatgericht beschikken wil het ministerie van VWS een werkwijze ‘legaliseren’ die een flinke achteruitgang betekent in de rechtspositie van mensen die hulp nodig hebben uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Zeven landelijke organisaties van cliënten-, patiënten- en ouderen, waaronder Ieder(in), willen dat het voorstel van tafel gaat.
Bij resultaatgericht beschikken krijgen aanvragers vaak in vage of algemene bewoordingen een omschrijving van de hulp of ondersteuning waar ze recht op krijgen. In de praktijk leidt dit tot veel onduidelijkheid, onzekerheid en juridische procedures over welke hulp er daadwerkelijk geleverd gaat worden.
Vooral nadelen voor aanvragers
In hun gezamenlijke reactie op de internetconsultatie over het wetsvoorstel vragen Ieder(in), ANBO, KBO-PCOB, Mantelzorg NL, Per Saldo, Patiëntenfederatie NL en LOC zich af voor welk probleem dit voorstel voor resultaatgericht beschikken een oplossing is.
Zij zien voordelen voor het Rijk, de gemeenten en een dominante rol voor aanbieders. Voor mensen met een hulpvraag kent dit voorstel fundamentele nadelen. Het verzwakt de positie van de cliënt tijdens de onderzoeksfase waarvan het belang aanzienlijk toeneemt. En de onzekerheid neemt toe omdat gemeenten en aanbieders het ondersteuningsplan zonder herbeoordeling kunnen aanpassen.
Minder rechtszekerheid
Het wetsvoorstel van minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) volgt op een reeks uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat deze werkwijze in strijd is met de algemene rechtzekerheidsbeginselen en mensen die zorg of ondersteuning nodig hebben onvoldoende duidelijkheid biedt. Met het wetsvoorstel probeert de minister resultaatgericht beschikken toch mogelijk te maken voor gemeenten. De brede coalitie van cliënten-, ouderen- en mantelzorgorganisaties vindt dat de minister er niet in slaagt de rechtspositie van mensen met een hulpvraag daarbij overeind te houden.
Gevolgen worden te rooskleurig voorgesteld
Op verschillende punten wordt de praktijk te rooskleurig voorgesteld. Er wordt bijvoorbeeld gesteld dat met resultaatgericht indiceren ‘optimaal’ kan worden ingespeeld op de ondersteuningsbehoefte. Deze bewering wordt echter niet onderbouwd en de vele bezwaarprocedures en uitspraken van de Centrale Raad van Beroep geven een heel ander beeld.
Ook over de situatie in de aanlooptijd tot besluitvorming over dit wetsvoorstel bestaat een te positief beeld. Veel gemeenten die resultaatgericht indiceren toepassen, hebben hun beleid niet aangepast, ondanks de heldere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. Alleen mondige burgers die bezwaar maken, krijgen alsnog een indicatie in uren. Dit heeft het gemeentebestuur in Den Haag bijvoorbeeld zelf in een raadsbrief aangegeven.
Dominante rol aanbieder is ongewenst
‘Het wetsvoorstel springt lichtzinnig om met de afhankelijkheid van zorgaanvragers ten opzichte van zorgaanbieders en de gemeente. Dit is een ongelijke positie.’ Dat dit voorstel aanbieders een dominante rol geeft in de fase waarin de hulpvraag onderzocht wordt, vinden de organisaties onverstandig en ongewenst. De onderzoeksfase wordt zo een onderhandeling met de aanbieder over welke hulp er daadwerkelijk geleverd gaat worden. Hierbij komen dan de (financiële) belangen van aanbieders al snel voorop te staan. Of ze bieden alleen die hulp aan die zij beschikbaar willen stellen. Maatwerk of passende hulp raken daarmee verder uit zicht.
Grotere onzekerheid door aanpassen ondersteuningsplan
Ook maken de organisaties zich grote zorgen over de mogelijkheid voor gemeenten en zorgaanbieders om de ondersteuning tussentijds aan te passen, zonder herbeoordeling. Dat kan er zomaar toe leiden dat mensen niet de zorg of ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. Bijvoorbeeld omdat de gemeente gaat bezuinigen of dat de aanbieder te weinig personeel heeft of personeel op vakantie is. De extra flexibiliteit die de minister hiermee wil bieden komt vooral ten goede aan de aanbieder. Deze aanbodflexibiliteit vergroot de onzekerheid van cliënten.
Resultaatgericht beschikken staat ook niet los van andere kwetsbaarheden in de dagelijkse praktijk. Gemeenten (h)erkennen de problematiek van mensen met een levenslange, levensbrede hulpvraag onvoldoende. Dat leidt tot verkeerde antwoorden op de hulpvraag van mensen. Voor belangrijke zaken als dagbesteding en begeleiding zal het zeer ingewikkeld en omslachtig zijn om een ‘resultaat’ te formuleren.
Ieder(in), Patiëntenfederatie Nederland, Mantelzorg NL, Per Saldo, KBO-PCOB, ANBO en LOC doen de gezamenlijke oproep om het wetsvoorstel in te trekken.
Bron: Ieder(in)