In de eerste fase na het ontstaan van een dwarslaesie is er een grote kans dat zich een bloedstolsel vormt in de aders. Dit heet trombose. Trombose kan gevaarlijk zijn.
In de eerste fase na het ontstaan van een dwarslaesie is er een grote kans dat zich een bloedstolsel vormt in de aders. Dit heet trombose. Trombose kan gevaarlijk zijn.
Meestal ontstaat een bloedstolsel - trombose dus - in een van de benen. Stolsels kunnen de doorbloeding belemmeren. Hierdoor kan het been dikker, roder en pijnlijker worden. Soms hebben mensen verhoging of meer last van spasme.
Trombose kan gevaarlijk worden als een stolsel losraakt, door de bloedbaan gaat zwerven en vast komt te zitten in een vertakking van de longslagader. Dan is sprake van een longembolie, waarbij de longen niet goed meer functioneren. Er komt dan minder zuurstof in het bloed, wat benauwdheid kan geven. Ook kan de patiënt pijn voelen op de borst of in de rug. Een longembolie kan in het ernstigste geval leiden tot een hartstilstand, doordat het hart niet meer van zuurstof wordt voorzien.
Direct na het ontstaan van een dwarslaesie is het risico op trombose sterk verhoogd: zonder maatregelen komt het bij ongeveer 35 procent van de mensen voor. Na drie maanden neemt het risico op trombose flink af. Ook dan is er waarschijnlijk nog wel sprake van een licht verhoogd risico: rond de 0,5 procent tegenover 0,2 procent bij de bevolking in het algemeen. In periodes dat iemand het bed moet houden, bijvoorbeeld in verband met decubitus, is het risico weer sterk verhoogd.
Meestal ontstaat een bloedstolsel - trombose dus - in een van de benen. Stolsels kunnen de doorbloeding belemmeren. Hierdoor kan het been dikker, roder en pijnlijker worden. Soms hebben mensen verhoging of meer last van spasme.
Trombose kan gevaarlijk worden als een stolsel losraakt, door de bloedbaan gaat zwerven en vast komt te zitten in een vertakking van de longslagader. Dan is sprake van een longembolie, waarbij de longen niet goed meer functioneren. Er komt dan minder zuurstof in het bloed, wat benauwdheid kan geven. Ook kan de patiënt pijn voelen op de borst of in de rug. Een longembolie kan in het ernstigste geval leiden tot een hartstilstand, doordat het hart niet meer van zuurstof wordt voorzien.
Direct na het ontstaan van een dwarslaesie is het risico op trombose sterk verhoogd: zonder maatregelen komt het bij ongeveer 35 procent van de mensen voor. Na drie maanden neemt het risico op trombose flink af. Ook dan is er waarschijnlijk nog wel sprake van een licht verhoogd risico: rond de 0,5 procent tegenover 0,2 procent bij de bevolking in het algemeen. In periodes dat iemand het bed moet houden, bijvoorbeeld in verband met decubitus, is het risico weer sterk verhoogd.
Direct na het ontstaan van een dwarslaesie wordt bloedverdunnende medicatie gegeven om trombose tegen te gaan. Dit gebeurt meestal via injecties onder de huid in de buik of het bovenbeen. Na enkele maanden kan worden gestopt met deze medicatie. Wanneer er om andere redenen dan de dwarslaesie een verhoogd risico op trombose bestaat, kan worden besloten langer door te gaan met medicijnen. Medicatie is ook nodig op het moment dat je als dwarslaesiepatiënt een tijdlang het bed moet houden, en dus veel minder beweegt. Bovendien kan de reden waarom je het bed moet houden aanleiding zijn tot veranderingen in de stolling, zoals bijvoorbeeld bij decubitus. Ook in andere situaties met een verhoogd risico, zoals een lange vliegreis, kan medicatie worden voorgeschreven. In zulke situaties is het verder goed om als dat kan oefeningen te doen waarbij je je benen beweegt, en om zo snel mogelijk weer in de rolstoel te gaan zitten. Een fysiotherapeut kan adviseren over de oefeningen.
‘Passief doorbewegen’, waarbij iemand anders de benen beweegt, helpt niet bij het voorkomen van trombose. Je gebruikt je spieren dan namelijk niet, waardoor de bloedstroom ook niet wezenlijk zal toenemen. Soms wordt nog geadviseerd om steunkousen te dragen ter preventie van trombose, maar er is geen wetenschappelijk bewijs dat dit werkt. Steunkousen kunnen wel helpen als je na een trombose last houdt van zwelling, pijn en een moe gevoel in de benen.
Als sprake is van trombose worden bloedverdunners voorgeschreven, gedurende een periode van drie tot zes maanden. Na deze periode moet worden bepaald of de medicijnen kunnen worden gestopt of langer - en eventueel levenslang - moeten worden doorgebruikt. Hierbij wordt een afweging gemaakt tussen het risico op nieuwe trombose en het risico op bloedingen als bijwerking van de medicijnen. Bij deze afweging wordt rekening gehouden met de oorzaak van de trombose.