Urinetest
De urine zal bij een verdenking van een infectie getest worden. Dit gebeurt door een urinestickje of een kweekonderzoek in het laboratorium.
Residubepaling
Als je weer wat gevoel terug krijgt en af en toe zelfstandig kan plassen, wordt gemeten hoeveel urine er achterblijft in de blaas. Dit heet het bepalen van het residu. Een echoapparaat laat zien hoeveel urine er na het plassen in de blaas achterblijft. Dat kan ook bepaald worden is, door na het plassen te katheteriseren en te meten hoeveel urine er nog in de blaas zit.
UDO
Een UDO is een UroDynamisch Onderzoek waarbij de blaas getest kan worden. Dit zal na ongeveer na 2-3 maanden gedaan worden. Hierbij wordt de urinestroom gemeten, het restant na het plassen bepaald, de druk in de blaas en de activiteit van de bekkenbodem worden gemeten Voor dit onderzoek worden er twee smalle slangetjes, katheters, ingebracht door de urinebuis. De ene katheter vult de blaas met een steriele zoutoplossing, de andere meet de druk in de blaas terwijl deze zich vult. De druk in je buik kan de resultaten van de meting beïnvloeden. Om dit te voorkomen wordt er ook een drukmeting van de endeldarm gedaan. Een computer berekent dan wat de actuele druk in de blaas is. De resultaten laten zien of er enige blaasreflex aanwezig is. Door middel van elektroden op de bekkenbodem wordt de activiteit van de bekkenbodemspieren gemeten.
Video cystometrie
Met behulp van een röntgenapparaat en contrastvloeistof die in de blaas wordt ingebracht is het mogelijk om te zien of de blaas fatsoenlijk werkt. Video cystometrie maakt het volgende mogelijk:
- bekijken of de blaas samentrekt
- bekijken of de uitgang van de blaas blaasnek zwak is
- bekijken of er urine omhoog gaat richting de nieren als de blaas vol is (reflux)
- Als er urine van de blaas terugloopt naar de nieren, dan heet dat reflux. Reflux kan ook voorkomen bij mensen zonder een dwarslaesie en geeft mogelijk geen symptomen. Reflux kan gevaarlijk zijn omdat hij het risico op nierinfectie/schade sterk verhoogt.