Vriend

‘Goedemorgen maatje!’ sprak de bakker op de markt mij lollig aan. Dat heb ík weer, een marktkoopman met humor, ging het door mijn hoofd. En als ik érgens niet van hou dan is het wel van humor.

Hij grapte zich een ongeluk aan de drukke marktkraam. En de meeste mensen lachten beleefd, doodsbenauwd om geen brood te krijgen van de koekenbakker vermoedelijk. Nou dat moet dan wel ontiegelijk lekker zijn dat brood, want ik heb zelden zo veel slechte grappen achter elkaar gehoord.

Hij moest trouwens zelf enorm lachen om zijn grollen van trek-eens-aan-mijn-vinger niveau. Ik uiteraard niet. Ik pruimde zo zuur mogelijk, zoals ik dat zo goed kan. Maar hij gaf niet zomaar op. ‘Koud hè maat, het lijkt de winter van ‘63 wel! Brrrrrrrrr.’ 1963, het jaar dat zijn flauwe grappen in de mode waren, had ik willen opmerken. Maar ik hield me in want ik had nog geen brood.

‘Astanblaft vriend, tien overheerlijke broodjes voor belachelijk weinig geld!’ ging het even later verder. Ik weet het niet hoor, maar als een wildvreemde snuiter ‘vriend’ tegen mij zegt dan voelt dat bij mij toch een beetje als ‘astanblaft mentaal inferieur persoon, acht heerlijke broodjes (ze worden ook meteen duurder en minder lekker) voor veel te weinig geld!’ En verder sprak hij ook niemand aan met ‘vriend’ wat mij deed vermoeden dat mijn rolstoel, of althans het feit dat ik er in zat, de oorzaak was van mijn nieuwe ongevraagde doch innige vriendschap.

Ik keilde drie euro zoveel naar de overkant omdat mijn arm te kort was, en hij ving het netjes op, telde het na, en concludeerde licht verbouwereerd ‘dat heb je helemaal in één keer goed geteld’ gevolgd door ‘en nog een fabeltastische fijne dag verder vriend!’  

Dat hoop ik dan maar, alhoewel het eerste stukje van de dag me eerlijk gezegd niet meeviel.

Maar... ik heb wèl een nieuwe vriend.

BURUGO  

columns    facebook.com/burugocolumns

twitter   instagram

Meer lezen? Ga naar de webshop

boek burugo