Delen
Eén meter vijfendertig
Sommige rollende mensen wonen alleen, anderen in een groepje of met een gezin. Net zoals bij échte mensen eigenlijk. Ik behoor tot de tweede categorie. Soms is dat fijn… En handig is het ook wel, moet ik zeggen. Bijvoorbeeld als er een lampje in een fitting moet of een kopje uit een kast. Of gewoon als je iemand nodig hebt om tegenaan te zeuren. Dan is het best nuttig, zo’n gezin.
Maar ook alleen wonen heeft zijn voordelen, lijkt mij. Als ik alleen zou wonen, zou ik een huis laten bouwen met een plafond op één meter vijfendertig hoogte. Hoog zat voor mij, en een stuk goedkoper om te laten bouwen. Bovendien heb je dan ook meteen het lampjesprobleem opgelost! Nooit meer een douchekop waar je niet bij kunt, of glazen die zijn weggestopt in onbereikbare keukenkastjes zodat je noodgedwongen de wijn of de cola meteen uit de fles moet lurken. De klok gelijk zetten? Fluitje van een cent! Ik zie steeds meer voordelen aan mijn éénvijfendertig-huis. Scheve schilderijtjes recht hangen, ramen zemen, bovenkanten van deuren afstoffen (want dat wordt vaak vergeten), geen enkel probleem!
Stel je voor dat er meer éénvijfendertig-woningen zouden zijn. In een vijfhoog-flat passen opeens negen verdiepingen. Als het aan mij lag wás er helemaal geen woningnood. Maar ik heb niks te vertellen (behalve deze onzin).
Oké. Het is wat lastig voor de visite, maar die moeten dan maar eventjes bukken, of in mijn reserve rolstoel naar binnen komen. Als ze eenmaal op de bank zitten hebben ze nergens last meer van. Ik moet trouwens zelf ook meestal wel een hindernisje nemen als ik bij hén op visite ga. Karma!
Maar bij mij gaat dat dus niet, zo’n laag huis, omdat ik ooit in een dolle bui een gezin heb aangeschaft. Met gezinsleden die ook nog eens voortdurend spullen in mijn weg leggen en door voetbalwedstrijden heen praten. Maar verder zijn ze erg lief hoor, dat wel.